God wordt beschouwd als almachtig. Op God zijn volgens het jodendom aardse begrippen van welke vorm dan ook niet van toepassing. God heeft geen einde en geen begin, geen vorm en geen geslacht, en de benamingen die wij voor God gebruiken worden gezien als zinnebeeldig: er is geen enkel begrip in welke aan de mens bekende taal dan ook dat God correct omschrijft.

Het jodendom verbiedt het maken van afbeeldingen die God zouden moeten voorstellen ten strengste en beschouwt dit als ketterij. Gebed dient enkel direct aan God gericht te zijn, en niet aan een tussenpersoon. Wel is er in het jodendom veelvuldig sprake van gebed (met name in de vorm van Psalmen zeggen) bij de rustplaatsen van grote rabbijnen, waarbij echter enkel tot God gebeden wordt en niet tot de overleden rabbijn; men gelooft dat door het bidden bij de rustplaats van de grote rabbijnen God hen gunstiger zal beoordelen.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb